Ik las deze donderdag 23 april een goed artikel in de Correspondent over hoe wij onze zaken delen en beschermen. Mis ik iets, vraagt de auteur. Hangt vooral af van wat je als grens, als kader hanteert, denk ik. Er zijn twee aspecten die me al tijden jeuken.
Ik probeer het kort te verwoorden. Als ik daardoor onduidelijk ben, laat weten.
1.
Doe even een digitale denkoefening, bewust heel zwart wit. Kies dus voor je verder leest. Welke eindsituatie is in zijn totaliteit beter:
Alles geheim, of alles openbaar?
Ik neig naar het laatste. Iedereen mag een camera in mijn toilet zetten, zolang ik ook alles weet van die gast. Ook mijn bankgegevens mag je zo weten. Als ik maar kan weten wie er met zijn vingers aan mijn spullen zit. Juist dat laatste, dat dat lastig is, is het echte probleem. Hekken, digitaal of materieel, zijn primitieve verdedigingsmiddelen, geen oplossingen.
Ik vermoed dat een diametraal andere benadering misschien beter is.
2.
Er is ook iets fout met de notie van eigendom. Ook die is te primitief voor woorden. Het is nu mogelijk en wettelijk beschermd om stiekem dingen te hebben. Om volstrekt anoniem bezit te vergaren zonder je met de wereld te hoeven verhouden hoe je ermee omgaat. Dat bevoordeelt asociaal gedrag. Ik begrijp niet waarom. Hier zit de echte angel vermoed ik.
Abdullah Ă–calan heeft succesvol de natiestaat, een andere vanzelfsprekendheid, in vraag gesteld. Je geeft zelf aan al dat nationale oplossingen de facto onzin zijn.
Nu beginnen deze twee andere rariteiten me meer te storen. In een maatschappelijk kader gezien zijn stiekeme zaken en absoluut eigendom historische artefacten die de ontwikkeling hinderen van het globale systeem.